Hoe een priester uit het Groene Hart zorgde voor het grootste fruitteeltgebied van Duitsland

Het standbeeld van Priester Hendrik in het Duitse plaatsje Steinkirchen Foto: Omroep West

KAAG EN BRAASSEM - Vlakbij Hamburg strekt zich het Altes Land uit, het grootste aaneengesloten fruitteeltgebied van Noordwest-Europa. De naam, een verbastering van Holland, verraadt zijn oorsprong. In de twaalfde eeuw maakten Nederlandse kolonisten het moerassige land bewoonbaar, onder leiding van een monnik uit het Groene Hart. Wat eens water en veen was, groeide uit tot een vruchtbare lappendeken van boomgaarden.

Dit verhaal maakt deel uit van de zomerserie van Omroep West over vergeten geschiedenissen uit de regio.

Twee bescheiden monumentjes staan op het kruispunt van de provinciale weg en de Herenweg. Ze zijn het stille geheugen van Jacobswoude, een gehucht dat in 823 al in de kronieken verschijnt.

Het was een dorp te midden van drassig gebied. Land werd in de middeleeuwen langzaam gewonnen op het water en zodoende wist Jacobswoude te overleven. Tot aan de zeventiende eeuw, toen het langzaam verdween.

Vierambachtspolder op de plek van Jacobswoude

Het veen rondom het plaatsje werd namelijk afgegraven, het water won daardoor weer terrein en bewoning werd onmogelijk. De bewoners trokken weg naar nabij gelegen plaatsen en de kerk werd afgebroken.

Tegenwoordig ligt de Vierambachtspolder op de plek waar ooit Jacobswoude stond.

De Grote Ontginning

Het Groene Hart is sowieso een gebied waar de bodem zelden een goede vriend is geweest. Eeuwenlang was de grond een weerspannige tegenstander, slechts met moeite te temmen. Een van de eerste keren dat de mens het won, was tijdens de Grote Ontginning, een periode van landwinning grofweg tussen de tiende en dertiende eeuw.

Rond het jaar duizend bestond een groot deel van het huidige Zuid-Holland uit zompig veenland: ondoordringbaar, drassig en weinig uitnodigend om te bewonen. Landbouw was er vrijwel onmogelijk.

Toch waagden mensen zich eraan het gebied te temmen. Ze legden dijken aan, groeven sloten en verbreedden rivieren, zodat het water kon wegstromen en de bodem langzaam zijn stevigheid terugkreeg.

Hazerswoude, het bos van Hadewart

Veel dorpen in het Groene Hart danken hun naam aan die tijd. De vruchtbaarste plekken voor ontginning waren vaak met bos begroeid. Wanneer zich daar nederzettingen vormden, kregen zij namen die eindigden op woud of woude, destijds een aanduiding voor een vochtig bos.

Zo betekent Hazerswoude 'het bos van Hadewart', terwijl Rijnsaterwoude waarschijnlijk verwijst naar een bos langs de Rijn.

Plaatsnamen met 'koop'

Ook Boskoop en Nieuwkoop ontstonden in deze periode en de namen van beide dorpen verwijzen naar die tijd. De grond behoorde in de middeleeuwen meestal toe aan de graaf van Holland of de bisschop van Utrecht.

Boeren die het land mochten ontginnen, legden hun rechten en plichten vast in een overeenkomst, een cope genoemd, later verbasterd tot koop.

Hamburg en Bremen

Zo'n cope was niet alleen een contract, maar ook de naam van het land zelf: een perceel van ongeveer 1250 meter lang en iets meer dan honderd meter breed. Duizend jaar later zijn die afmetingen nog altijd herkenbaar in het landschap van het Groene Hart.

In Noord-Duitsland keek men met grote belangstelling naar de ontginningen langs de Noordzeekust. Ook rond Hamburg en Bremen lag uitgestrekt moerasland, even onwillig als het veen van Holland.

De Grote Ontginning zie je nog steeds terug in het huidige landschap zoals hier bij de Nieuwkoopse P Foto: Omroep West

In de middeleeuwen liep de belangrijkste communicatielijn via de kerk. Zo kwam het dat de bisschop van Bremen zijn blik richtte op priester Hendrik uit het dorpje Jacobswoude. Of hij zijn kunst van het droogleggen ook aan de oevers van de Elbe wilde toepassen?

Hendrik stemde toe en vertrok naar het oosten, vergezeld door vijf mannen met klinkende namen: Helikinus, Arnoldus, Hiko, Fordolt en Referic. In hun cope had Hendrik privileges bedongen voor de Nederlanders, gunstige afspraken op het gebied van rechtspraak en financiën, beter dan die van de plaatselijke boeren.

Vijfentwintig Hollanderdörfer

In de decennia die volgden trokken meer mensen uit het Groene Hart naar Duitsland en ook zij plukten de vruchten van deze voorwaarden. Rond 1200 telde het aartsbisdom Bremen minstens vijfentwintig Hollanderdörfer. In Duitsland spreekt men over deze periode dan ook nog altijd als de Hollerkolonisation.

Binnen een eeuw veranderde het moerasland rond Elbe en Weser in vruchtbare akkers. Een deel van het Noord-Duitse landschap kreeg daardoor een opvallende gelijkenis met Nederland.

Nog altijd dragen een aantal gehuchten, of dorpen er namen die eindigen op cope of een afgeleide daarvan. Zo ook het Hamburgse stadsdeel Francop, een oase van rust naast de bruisende miljoenenstad.

Het standbeeld van Priester Hendrik in Rijnsaterwoude Foto: Omroep West

Francop vormt het meest oostelijke punt van het beroemdste ontginningsgebied: het Altes Land. Hier zette priester Hendrik zijn eerste spade in de grond. De naam zelf is een verbastering van het Nedersaksische Olland, een verwijzing naar de Hollandse kolonisten.

Eeuwenlang raakte Hendriks werk in de vergetelheid, tot historicus Hendrik van der Linden in de archieven op zijn naamgenoot stuitte.

Onder de indruk van diens verdiensten pleitte hij begin jaren negentig voor een standbeeld in Steinkirchen, midden in het Altes Land, vermoedelijk de plek waar de ontginning van het Hollandse zestal begon.

Woubrugge, Leimuiden en Rijnsaterwoude

Na de onthulling van het beeld in Duitsland in 1993, groeide ook in Nederland de wens voor een bronzen evenknie. Jacobswoude bestond weliswaar niet meer als dorp, maar de naam leefde het toen voort in de gemeente waaronder Woubrugge, Leimuiden en Rijnsaterwoude vielen. In die laatste plaats werd in 2001 een replica van Hendrik geplaatst.

Daar staat hij nog steeds, de priester uit het Groene Hart, die samen met vijf metgezellen het Noord-Duitse cultuurlandschap voorgoed veranderde.

advertentie advertentie